-- Luik, I.L. 1369-1399 (1369-1416) Den Bosch Heer Jan van Mierde, Mierd, Myerde, wordt in het testament van Adam van Mierde (nr.264) genoemd als diens wettige broer. Blijkens een akte uit 1395 was hij een zoon van Henric van Mierde en Aleyt van Arkel. Aleyt wordt ook als zijn moeder vermeld in het obituarium van de St.Jan. Tussen 3 september 1367 en 21 december 1377 - waarschijnlijk al vóór 30 maart 1369 - werd heer Jan tot priester gewijd. Tezelfdertijd leefde er in Den Bosch echter ook een heer Jan van Mierde, zoon van Daniel van Mierde en van Katherijn, dochter van een zekere Margardis. Zo ontvingen Katherijn, dochter van Margardis, en haar natuurlijke zoon heer Jan van Mierde op 29 juni 1363 een erfcijns uit een huis aan de Beurde. Op 28 juni 1377 droegen Katherijn, weduwe van Daniel van Mierde, en heer Jan van Mierde, priester en zoon van dezelfde Daniel en Katherijn, diezelfde erfcijns over aan Adam van Mierde (nr.264). Op 11 maart 1372 had Katherijn, weduwe van Daniel van Mierde, bovendien samen met haar zoon heer Jan van Mierde, priester, een erfcijns uit een huis aan de Beurde overgedragen die Adams vader Henric van Mierde in 1359 had beloofd te betalen aan zijn broer Daniel van Mierde, Katherijns echtgenoot. Op 17 februari 1391 ten slotte droeg heer Jan van Mierde, zoon van wijlen Daniel van Mierde, ten overstaan van schepenen van Den Bosch nog een andere erfcijns over. Indien al deze gegevens correct zijn dan moet deze tweede heer Jan van Mierde dus een neef van Adam en heer Jan zijn geweest die geboren of verwekt was vóór het huwelijk van zijn ouders. Merkwaardig genoeg deed de notaris, hoewel hij dus een naamgenoot had die tezelfdertijd als priester in Den Bosch woonde, geen enkele poging om zich van hem te onderscheiden, bijvoorbeeld door zijn patroniem of een aliasnaam te vermelden. 1) Een dominus Johannes de Mierde die vermoedelijk in 1357 lid werd van de O.L.V.-broederschap schreef vanaf 1362 regelmatig zangboeken voor die instelling. Met deze dominus Johannes moet de zoon van Daniel van Mierde bedoeld zijn aangezien de notaris niet vóór 1367 tot priester werd gewijd. Bovendien had ook Daniel tot zijn dood omstreeks 1360 als copiïst voor de broederschap gewerkt (zie nr.164). Dezelfde heer Jan werd in 1379 deken van de broederschap en bleef daarnaast nog tot 1399 zangboeken in opdracht van die instelling schrijven. Volgens de zestiende-eeuwse obitus fratrum overleed dominus Johannes de Myerde, olim decanus confraternitatis istius, in 1416/17. Vermoedelijk is dit onjuist en was het niet de broederschapsdeken maar de notaris die toen als gezworen broeder overleed. Deze laatste was in 1383 en 1384 ook tweemaal getuige bij wonderverhalen die in verband stonden met O.L.V.-beeld in de St.Jan en ontving in 1398 van de broederschap 20 plakken voor het schrijven van een notariële akte. 2)
Heer Jan had het notarisvak waarschijnlijk geleerd van zijn broer Adam. Deze vermeldt in een akte van 3 september 1367 dat zijn broer Johannes de Mierd de akte ingrosseerde, terwijl hij in een akte van 9 november 1378 nog eens zijn broer dominus Johannes de Mierd, presbyter, als schrijver noemt. Van 1369 tot 1399 was heer Jan vervolgens zelf als notaris actief, in welke hoedanigheid hij hoofdzakelijke testamenten vervaardigde van bewoonsters van het Groot Begijnhof. Van 1386 tot 1392 wordt hij dan ook als rector van de kerk op dat begijnhof genoemd. Waarschijnlijk was hij dit echter al sinds 1369 en behield hij het rectoraat nog tot in 1405 toen heer Jacop van Ludic (nr.238) als rector van het Begijnhof werd aangesteld. Volgens de aartsdiakenale registers verwierf heer Jacop dit beneficie in 1405 door middel van een ruil met de vorige rector die niet bij naam genoemd wordt. Heer Jan van Mierd moest echter de administratieve kosten voor de ruil betalen zodat hij inderdaad de vorige rector zal zijn geweest. Verder was heer Jan tot 1400 mogelijk ook rector van het Maria-altaar in de Begijnenkerk. 3)
Behalve notaris en pastoor van het Groot Begijnhof was heer Jan sinds 1377 of eerder tevens kanunnik van het St.Janskapittel. Hij wordt voor het eerst als zodanig vermeld op 21 december 1377 toen de kanunnik heer Gerit Graet hem in zijn testament tot één van zijn executeurs-testamentair benoemde. Ook heer Jans broer Adam benoemde hem in 1403 tot executeur-testamentair (zie nr.264). Later zou hij als zodanig opgevolgd moeten worden door de oudste kanunnik van de St.Jan die als Bosch' poorter was geboren. Aan deze voorwaarde voldeed heer Jan zelf toen waarschijnlijk al. In een akte van 30 maart 1405 die zeventien residerende kanunniken opsomt figureert heer Jan namelijk bovenaan als langst-residerende kanunnik. Hij leefde nog op 19 mei 1414 toen de uitvoerders van het testament van Goyart Posteel een erfcijns aan Gerit Heerken overdroegen ten behoeve van het Groot Gasthuis en de O.L.V.-broederschap. Zij deden dat in heer Jans huis aan de Peperstraat waar hij in 1399 reeds woonde. In het obituarium van de St.Jan wordt als zijn bediende genoemd Bertken Leydeckers. Heer Jan zal eind 1416 of begin 1417 zijn overleden. Zijn executeurs-testamentair Gerit die Wael en Gerit Heerken droegen op 12 april 1417 zijn erfgoederen met gebouwen in de Peperstraat over aan heer Jan Bathensoen, kanunnik van de St.Jan, die ze ten behoeve van diens moeder Aleyt, weduwe van Jan Bathensoen, in ontvangst nam. 4)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1179, fo.46r (17 febr.1391), RA 1180, p.507 (ca.20 okt.1395), RA 1186, fo.213r (27 juli 1409); APB, St.Jan II, Obituarium, p.77; GAH, AVMGH 4, fo.7v (28 juni 1377), fo.8r (29 juni 1363), fo.23v (16 aug.1359), fo.24r (11 mrt.1372). |
2. | OLVB 52, band 0, fo.28v (1356/57: "de filio Denkini de Mirdde, viii solidi"), fo.37r (1361/62), fo.45r (1366/67), fo.70r (1378/79), fo.72r (1378/79), fo.92v (1383/84), fo.97v (1384/85), fo.103v (1385/86), fo.112v (1387/88), fo.156r (1397/98), fo.157v (1389/99); OLVB 49, fo.6r, fo.29r; Hens e.a., Mirakelen, 201 nr.23, 540 nr.321; |
3. | Bijlage II 264.15, 264.46, 264.60, 265.1 t/m 265.12, 318.31, 351.2; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 83, 90. |
4. | AAB II, hs. Kievits, p.15; Bijlage II 152.11, 161.1, 238.8, 238.9, 265.12, 382.17; Schutjes, Geschiedenis, IV 231; Tabel 3.2, nr.6; OLVB 49, fo.6r, fo.29r; APB, St.Jan II, Obituarium, p.77, p.243; GAH, RA 1180, p.507 (ca.20 okt.1395); RA 1190, fo.148v-149r (12 apr.1427). |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschHr. Joannesvan Mierde deken van t Broederschap obiit 1416 | 48v |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 540
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166